Discussie of de grondwaterstand van een sondering vergeleken mag/kan worden met het waterpeil van de grondwatermetingen.
Er worden meer sonderingen uitgevoerd dus er wordt wel altijd geopteerd om sonderingen te gebruiken om het grondwaterpeil op te meten.
Bij bodem heb je ook een observatie van de grondwaterstand, die wordt ingegeven als aparte observatie bij bodemlocatie.
Grondwaterstand kan ook waargenomen worden bij geologische boringen.
Een sondering duurt tussen een aantal minuten en één uur. Tijdens deze sondering wordt er gekeken of er water toegestroomd is. Dus het water dat je opmeet is het water dat je opmeet op basis van de doorlatendheid van de grond. Het is dus eerder een indicatie, want je weet niet uit welke laag dat water toegestroomd is.
Inderdaad, ook bij geologische boringen betreft het een indicatieve waarde, te documenteren bij de booractiviteit zelf.
Wordt inderdaad gebruikt bij berekeningen (e.g. korrelspanningen …).
In het algemeen gaan we ervan uit dat het waterpeil dat we opmeten bij een sondering het waterpeil is van de bovenste “waterlaag”, er kan wel een invloed zijn van lagere lagen. Als stijghoogte van een diepere laag afkomstig is kan je dat niet van de sondering afleiden. Het moet dus zeer correct gebruikt worden en er moet ergens informatie over verschaft worden.
Als een sondering wordt uitgevoerd op een kleioppervlak wordt er geen water opgemeten. Als conclusie krijg je dan dat er in kleigrond geen water voorkomt maar dit is niet waar. Klei is verzadigd dus die doorlatendheid is zeer klein, dus het sondeergat loopt niet vol.
Omschrijving van het probleem: