SanderNijhof
commented
3 months ago Voor de volledigheid: Logischerwijs is hier discipline ‘OI’ gebruikt maar dit zou ook elke andere discipline kunnen zijn, bijv. ‘BH’. Of is hier per sé discipline OI nodig? Bij 4.4: volgens de formele beschrijving worden ‘aanduiding chemische stoffen’ met hoofdletters geschreven (en teksthoogte 3.5mm, blz 45). Die verplichting lijkt mij niet nodig en prima aan te passen in de FB. Bij 4.4.1 Dit zal per softwareleverancier van de huidig beschikbare tooling verschillen? Ik zie geen noodzaak om hier extra restricties op de zetten vanuit de NLCS. Bij 5: Hier is sprake van een misverstand? De NLCS is een tekenstandaard. De status heeft betrekking op de status van de objecten in de tekening, niet op de status van de objecten in real life. In het document worden aspecten van de objecten beschreven. Dat is wat anders dan de STATUS in de NLCS. Willen we hier de betekenis van STATUS herdefiniëren? Zijn de gevolgen daarvan beheersbaar? Bij 5.1: “VERPLAATSEN” is geen bewerking. “IG NEMEN” en “RS STELLEN” lijken mij geen bewerkingen. Bij 5.4 Als een bestaand object een wijziging ondergaat dan is de status van dat object per definitie niet meer “bestaand”. Als je een bestaand object verplaatst, dan is het object zelf misschien ongewijzigd, maar de status van het object is dat het op een ander plek ligt dan oorspronkelijk in zijn bestaande status het geval was. Dus is de status bijv. ‘Nieuw’, zodat de software weet dat er iets met het object gebeurd is. Alleen bestaande objecten waarmee helemaal niets gebeurd, en waarmee de tooling ook niets mee hoeft te doen, behouden de status ‘Bestaand’.
ElisabethKloren
Voor NLCS netbeheer is het gebruik van vaste posities van NLCS objecten voorgeschreven. Dit is afwijkend ten opzicht van hetgeen er tot versie 5.0 gebruikelijk is geweest.
Per netbeheer-thema wordt vastgesteld welke uitgangspunten gelden zoals bijvoorbeeld het gebruik van de NLCS object-posities.
Eén van de belangrijkste redenen hiervoor is de link met het informatiemodel voor Netbeheer waarbij een aantal attributen uit het informatiemodel tevens onderdeel uitmaken van de opbouw van de laagnaam.
Dit komt deels overeen met de vorm zoals dit in NLCS versie 5.0 is gedaan voor de mapping naar het GWSW voor riolering. Verschil hierbij is dat voor riolering een aparte hoofdgroep binnen de NLCS aanwezig waardoor één positie minder wordt gebruikt.
Voor deze posities is gekeken naar zowel de informatie vanuit de drie netbeheerders als bijvoorbeeld het IMKL model. Op basis hiervan is onderstaande voorstel opgesteld;
NLCSNetbeheer_VoorstelAanpassingenNLCS.pdf H3
Consequenties ACTIE | DIGIGO
Aanpassing paragraaf 5.1.h Het is toegestaan om per HOOFDGROEP eigen laagnamen aan te maken. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van subobjecten. tot zes niveaus diep (van OBJECT t/m SUBOBJECT 05). CAD-applicaties die NLCS ondersteunen, moeten zijn voorzien van een controletool die onder andere moet rapporteren welke eigen laagnamen in een model zijn aangemaakt en of deze voldoet aan de standaard.
Gewenste functionaliteit in software tooling Vaste positie gebruiken voor vullen van laagnaam onderdelen vanuit attribuut informatie. Bij keuze in attribuut velden automatisch herkennen/vastleggen van de waarden uit keuzelijsten die overeenkomen met de posities in de laagnaam.